Louis hoopt dat zijn kinderwens door zijn schoonzus in vervulling wordt gebracht
En, zo blijkt, ook mannen zijn niet ongevoelig voor ongepaste vragen daarover.
Vroeger keken we samen hoe onze leraar Engels (‘die met dat enorme bouwvakkersdecolleté, weet je nog?’) kleffe puddingbroodjes uit de broodjesautomaat trok, inmiddels delen we een kinderwens. Louis (34) en ik kennen elkaar nog van de middelbare school: bevriend in de pauzes of als er ergens iets op stelten gezet kon worden. Inmiddels volgen we elkaar al even - zoals dat gaat met vervlogen vriendschappen - braaf op Instagram. Laatst stuurde hij me een bericht. De strekking: hij en z’n vriendin (‘verloofde, eigenlijk’) Brenda willen graag kinderen, maar sinds een paar jaar weten ze dat dat in hun geval op z’n zachts gezegd nogal een mijl op zeven zal zijn. Hij herkende veel in de dingen die ik deel over onze kinderwens, vertelde dat zij ook open zijn over hun traject maar dat hij als man merkt dat er met zijn gevoelens misschien wel anders omgegaan wordt. Hij legde uit dat hij in het verleden wel eens een ongepaste vraag gesteld had aan een vrouwelijke collega en nu uit de eerste hand ervoer hoe pijnlijk zo’n vraag kan zijn. Hij zwakte z’n bericht wel meteen af: ‘Maar nu geloof ik dat het voor mij als man veel minder pijnlijk is dan voor een vrouw, dus ik neem het nooit iemand kwalijk.’Â
Ik wil natuurlijk weten of dat allemaal echt zo is, dus ik belde hem.Â
‘Met Louis! Je verzint het niet, maar je treft me op een heel gek moment. Ik hoor over een uurtje of er een levensvatbaar embryo is ontstaan en in dat geval wordt hij vanmiddag nog teruggeplaatst bij m’n schoonzus…’
De miskraam
‘Ik geloof dat ik het krijgen van kinderen altijd als een vanzelfsprekendheid heb gezien, maar wel zo’n ‘ooit, eens’ ding. Een echt uitgesproken kinderwens kwam in eerste instantie bij m’n vriendin Brenda vandaan. Zij en ik zijn al zo'n elf jaar samen en toen in 2020 ons hele leven op de rit leek, besloten we dat een kindje welkom was. Het was bijzonder snel raak, na de eerste poging had Brenda al een positieve zwangerschapstest in haar hand. Helaas ging dat na een aantal weken al mis. Natuurlijk vonden we dat jammer en verdrietig, maar we wisten dat een miskraam relatief vaak voorkomt en waren er ook niet intens rouwig om. De miskraam kwam echter niet spontaan op gang, het vruchtje wilde niet loslaten. Brenda kreeg daarom medicatie om de miskraam op te wekken. Toch bleef ze, ondanks de medicatie, positief testen. Vaak duidt dat op een deel van de embryo dat is blijven zitten en om dat vast te kunnen stellen moest ze voor kijkonderzoek naar de gynaecoloog. Achteraf gezien bleek dat haar redding.Â
De tumor
Brenda bleek een dikke tumor van zo’n vier centimeter doorsnee in haar baarmoedermond te hebben zitten. Ze konden de baarmoeder niet eens goed bekijken, dat ding blokkeerde de hele ingang. Het was een bizarre gewaarwording om het ziekenhuis in te lopen in de veronderstelling dat je ‘even’ met de nasleep van een miskraam moet dealen en niet veel later naar buiten loopt met een vermoedelijke kankerdiagnose. De daadwerkelijke diagnose liet nog even op zich wachten en zouden we pas vier dagen later krijgen. Dat waren echt de vier zwaarste dagen van m’n leven. Ik heb nog nooit zoveel gehuild, überhaupt zulke sterke emoties ervaren. ‘Zij gaat dood en ik blijf alleen achter’, dat bleef maar door m’n hoofd heen spoken. Op vrijdag kregen we de uitslag en werden de vermoedens bevestigd: baarmoederhalskanker. Gelukkig wonen we bijna naast het ziekenhuis en kon Brenda meteen terecht voor verder onderzoek. Al vrij snel werd gelukkig duidelijk dat er nog geen uitzaaiingen waren, maar ook dat de baarmoeder in z’n geheel verwijderen te veel risico’s met zich mee zou brengen. Dat was kinderwens-technisch een enorme domper: de bestralingen en chemo die nodig waren om de kanker te bevechten betekenden namelijk ook dat haar baarmoeder en eierstokken kapotgemaakt zouden worden. Brenda zou nooit meer een kind kunnen dragen.



De kinderwens
Inmiddels zijn we een paar jaar verder en is de tumor weg. Fysiek gaat het heel goed, mentaal is ze nog behoorlijk wiebelig. De chemo en bestralingen hebben schade aangericht, maar ze leeft nog en haar overlevingskansen zijn goed. De eerste horde is genomen, zeggen we steeds. Haar ziek zijn heeft namelijk wel een dubbel trauma opgeleverd: het behandelen van de kanker betekende ook een streep door een ‘normale’ zwangerschap. Dat was een hele zware dobber voor Brenda, die er altijd van had gedroomd zélf een kind te dragen. Toch waren we ook meteen vastbesloten. We wilden er álles aan doen om die kinderwens toch in vervulling te laten gaan. Daar werd vanuit het Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis meteen op meegedacht. Het is namelijk standaard dat jonge vrouwen met een kinderwens doorgestuurd worden naar het fertiliteitscentrum. We wisten dat de eerste bestraling die Brenda zou krijgen haar baarmoeder en eierstokken al onherstelbaar zou beschadigen en dat we daarom vóór die tijd eitjes moesten halen. Dat ging niet zonder slag of stoot: twee intensieve trajecten naast elkaar leverden blijkbaar wat administratieve rompslomp op en daardoor verloren we veel tijd.Â
De draagmoeder
Uiteindelijk hebben ze via een bijzondere procedure waarbij ze via de buitenkant van haar buik haar eierstokken wisten te bereiken, dertien eitjes bij Brenda weten te oogsten. Dertien eitjes die hopelijk uiteindelijk zullen zorgen voor een kind met onze beide genen. Een jaar voordat Brenda ziek werd grapte haar zus Mendy, die net bevallen was van haar tweede - en laatste - kind, namelijk al eens dat ze alleen nog een keer zwanger wilde worden om een kind voor ons te dragen. Niemand had kunnen voorspellen dat we nu allemaal ontzettend hopen dat dat ook echt het geval zal zijn. Bizar toch? Al een week na de kankerdiagnose vertelde ze ons dat haar aanbod écht staat en zijn we vrijwel direct begonnen met de ontzettend strenge screening voor draagmoederschap. Inmiddels staan alle lichten op groen en heeft Mendy al een eerste terugplaatsing gehad. Helaas is daar geen zwangerschap uit voortgekomen, maar we houden goede hoop dat het een volgende keer raak zal zijn.
De baby
Ik vind het helemaal niet spannend dat m’n schoonzus straks, als alles meezit, ons kind draagt. Naast familie zijn zij en haar man ook hele goede vrienden van ons en vertrouw ik ze volledig. Daar neemt de wet trouwens geen genoeg mee: alles wordt medisch en juridisch helemaal doorgelicht en dichtgetimmerd voor je überhaupt aan zo’n traject mag beginnen. In een ontzettend uitgebreid contract staat echt álles zwart op wit. En dan bedoel ik ook echt alles. Wie het kind aanpakt na de geboorte, wie er überhaupt bij mogen zijn, hoe vaak we ze voorafgaand aan de bevalling gemiddeld per week denken te zien… Niets wordt aan het toeval overgelaten om uit te sluiten dat er gezeur over komt. Ik heb gezegd dat ik sowieso oké ben met alles wat zij voorafgaand over bijvoorbeeld de bevalling besluiten. Natuurlijk ben ik ‘bij’ de bevalling, maar in welke hoedanigheid: dat laat ik graag aan Mendy, haar man en aan Brenda over. Brenda zal er sowieso wel bij zijn, maar dat is als zus zijnde toch anders. Zij pakt ons kind ook aan. Wettelijk gezien is het kind van Mendy en haar man, dus ik moet vaderschap erkennen en Brenda moet ons kind vervolgens adopteren. Het is echt een heel proces.Â
De baby’s van anderen
Hoewel we heel open over onze situatie zijn, merken we toch dat we soms tegen onbegrip, of misschien wel gewoon onhandigheid, aanlopen. Brenda wordt regelmatig uitgenodigd voor babyshowers en dat was vooral in het begin best pijnlijk. Ze heeft toen ook meteen duidelijk gemaakt dat ze heel blij voor de persoon in kwestie is, maar dat ze geen zin meer heeft om te verbloemen dat het haar pijn doet. Soms levert dat ook onbegrip op. Een vriendin van ons kreeg een kind en dat kersverse babygeluk in onze groepsapp werd Brenda even te veel. Zeker in combinatie met alle zwangerschapsaankondigingen om ons heen was dat voor Brenda heel heftig. Ze is toen uit de groepsapp gestapt, wat ook best lastig was voor die vriendin in kwestie. Toch kiest ze in dat soort gevallen nu voor zichzelf, en dat vind ik heel knap.Â
De omgeving
Zelf merk ik inmiddels ook dat ik vragen over het wel of niet hebben van kinderen niet altijd leuk vind. Ik vind het op zich een doodnormale vraag, hoor, maar het valt me gewoon op hoe vanzelfsprekend er over gedaan wordt. Ik werk in een sector waar ik steeds nieuwe mensen ontmoet en het praten over kinderen schept common ground. Het ligt erg aan de persoon of ik waardeer dat mensen er op doorvragen, maar vaak is het wel fijn om het er over te hebben. Ik zeg nooit ‘ik heb geen zin om hier antwoord op te geven’, maar kan het wel tactisch ombuigen naar een ‘misschien komt dat ooit nog’, en dan houden mensen er vaak vanzelf over op. Ik praat er wel met m’n vrienden over, maar niet vaak. Toen ik ze vertelde over het draagmoederschap-traject zei één van m’n beste vrienden: ‘Chill toch, hoeft je vriendin zelf niet zwanger te worden.’ Zo’n opmerking kan natuurlijk echt niet, maar ik wéét dat het niet rot bedoeld is. Als man denk je daar misschien toch anders over. Ik denk zelfs dat ik deze opmerking ook ooit zelf had kunnen maken. Soms snijd ik het onderwerp zelf even aan. Omdat ik het wel belangrijk vind dat onze vrienden weten waar we doorheen gaan. Maar ook omdat ik een lans wil breken voor alle mensen, vrienden, bij wie het krijgen van kinderen niet zo vanzelfsprekend is. Het lijkt overal vaak Hosannah, maar dat is het lang niet altijd weet ik inmiddels.
De relatie
Hoewel het allemaal echt geen kattenpis is, vind ik dat alles wat we hebben meegemaakt geen wissel trekt op onze relatie. Soms begrijpen we elkaar niet helemaal, maar daar kunnen we goed over praten. Laatst zei Brenda nog tegen me dat ze het gek vindt dat ik niet vaker huil. Dan leg ik uit dat ik me echt wel klote voel, maar dat ik anders met m’n verdriet om ga. Ze vindt het soms ook lastig dat vooral zij en haar zus Mendy, die zelf ook arts is, het traject trekken. Een tijdje terug heeft ze daarom gezegd dat ik me er vaker in moet mengen, en daar had ze helemaal gelijk in. Ik heb toen een halve studie van haar cyclus gemaakt, zodat ik de juiste inhoudelijke vragen kon stellen aan de arts. Ik probeer wat dat betreft wel echt hand in eigen boezem te steken: ik doe het niet allemaal goed. We hopen natuurlijk dat deze weg naar onze baby leidt, maar er ligt ook al een plan B, C én D klaar, want we zijn nog lang niet op het punt dat we onze kinderwens willen opgeven. En ik heb er alle vertrouwen in dat dat ook niet nodig gaat zijn.’
‘Holy shit, ik krijg net goed nieuws binnen. Er is in ieder geval één levensvatbaar embryo. Ik hang snel op, ik ga Brenda bellen!’
Wauw wat een krachtig gesprek. Heel waardevol om dit door de bril van de vader te mogen ontvangen. Wat ontzettend heftig om mee te moeten maken. Ik ga duimen voor jullie!