Marit wil een tweede kind, maar voor Coen is het goed zo.
‘Laatst nog zei mijn moeder dat het zo zielig zou zijn als onze zoon helemaal alleen op zou groeien.’
Zij wilde altijd al moeder worden - ‘later, als ik groot ben’ - hij had zo zijn twijfels. Maar als Marit* thuiskomt met een schreeuwende kinderwens gaat ook Coen* overstag. If not now, when? Marit raakt snel zwanger en bevalt een jaar later van een wolk van een zoon. Het ouderschap blijkt een wilde rit, maar wel eentje waar ze beide met volle teugen van genieten. Ruim anderhalf jaar lang voelt hun gezin voor zowel Marit als Coen helemaal compleet. Tot het op een dag, zomaar vanuit het niets, toch weer begint te kriebelen bij Marit. Een tweede, zou dat niet toch heel leuk zijn? Maar toegeven aan dat zachte fluisteren dat zich steeds dieper in haar lijkt te nestelen is lastig. Ze weet: voor Coen is het écht goed zo.
Hoe is het om een kinderwens te hebben als je partner niet meer wilt? Ik vroeg het Coen en Marit.
(De namen zijn om privacyredenen gefingeerd want ja, op maar één kind willen rust een groot taboe)
Het verhaal van Marit
‘Ik heb altijd geweten dat ik moeder wilde worden, maar wel altijd “later, als ik groot ben”. Dat heb ik volgehouden tot ik dertig werd. Toen werd een goede vriendin van mij moeder en ging plotsklaps de knop om. Ik voelde tot in het diepste van mijn zijn dat het nú moest gebeuren. Coen en ik waren op dat moment al twaalf jaar samen en hebben altijd wel gedacht ooit ouders te willen worden, maar niet op korte termijn. Mijn wild klapperende eierstokken brachten onze “ooit-eens”-toekomstplannen in een stroomversnelling. En de natuur werkte ook behoorlijk mee: na drie maanden was ik al zwanger. Het nieuwe ouderschap was intens, maar ook het mooiste wat me ooit was overkomen. We vonden onze draai als ouders en ruim anderhalf jaar lang was het helemaal goed zoals het was.
En toen veranderde er iets. Ik weet niet precies wat het was, waarschijnlijk vervaagde de herinnering aan mijn ontplofte lijf, m’n lekkende borsten en die eerste, heftige maanden gewoon, maar er ontstond ruimte. Diep van binnen hoorde ik iets fluisteren. Een zacht “zou het niet geweldig zijn om dit nog eens mee te maken?” Ik heb lang niet durven toegeven dat het misschien meer was dan alleen een fluisteren, dat het misschien wel een echte wens is. Ik wist al dat Coen zijn kinderwens vervuld is, dat het voor hem goed is zo. Door toe te geven dat ik daar nu toch anders in stond zou betekenen dat we lijnrecht tegenover elkaar zouden komen te staan. Hoe kom je daar uit?
Gelukkig kunnen we er heel goed over praten. We zijn een tijdje terug met z’n drieën op reis geweest en hebben onze wensen eens flink binnenstebuiten gekeerd. Alles werd besproken. Hoe het zou zijn om met twee kinderen te reizen, of het wel in ons huidige kleine huisje zou passen, maar ook de minder praktische dingen. Dat ik het gevoel heb dat ons leven nog niet “af” is, dat ik verlang naar nog eens meemaken hoe mijn lijf een baby maakt, dat ik onze zoon een speelkameraadje gun. Bij dat laatste argument speelt druk van de buitenwereld ook een rol. Laatst nog zei mijn moeder dat het zo zielig zou zijn als onze zoon helemaal alleen op zou groeien. Coen ziet juist alleen maar voordelen. Het lijkt hem fantastisch voor hem dat onze zoon onze aandacht nooit zal hoeven delen. Misschien komt dat omdat hij zelf de jongste thuis is, wil hij iets compenseren. Maar misschien zoek ik ook gewoon naar een verklaring, een manier om zijn gevoel te plaatsen.
Ik voel me vaak ondankbaar dat ik naar meer verlang. We hebben het toch goed samen? Maar er kan gewoon geen rationeel argument tegen m’n gevoel op. En dat snapt Coen heel goed, want dat geldt voor hem ook. We voeren er geen strijd over, maar het voelt toch alsof we het voor het eerst in ons leven écht ergens oneens over zijn. Hoe je het ook wendt of keert: we staan hierin lijnrecht tegenover elkaar, en dat voelt niet leuk. Je kunt geen compromis sluiten, er is niet zoiets als een half kind krijgen. Eén van ons zal moeten toegeven. Voorlopig blijft het antwoord dan ook nee, maar ik heb de stille hoop dat het over een jaar of twee toch zal veranderen. Daardoor leef ik wel altijd een beetje in de toekomst. Maar ja, het leven met een peuter is nou eenmaal anders dan met een kleuter. Misschien ontstaat er dan ook bij Coen ruimte. Ook dat is een lastig gevoel, want ik gun mezelf een ja, maar ik gun hem zijn nee.
Voor nu is het zoals het is en dat is niet altijd makkelijk. Ik ben van nature doortastend, hak graag knopen door. Dat het nu suddert voelt toch onrustig. Het enige wat helpt is in gesprek blijven met elkaar. Het trekt daardoor ook geen wissel op onze relatie, maar het is wel aanwezig. Als het antwoord nee blijft dan zal ik daar mee moeten leren leven en dat is best eng. Het is namelijk geen kwestie van “als jij geen tweede kind wil, dan ga ik bij je weg”, maar dat betekent ook dat ik het hem later zou kunnen gaan verwijten. Ik las ooit eens: "Je gaat nooit spijt krijgen van het aantal kinderen dat je hebt gekregen, maar wel van degene die je niet krijgt” en dat kwam behoorlijk binnen. Aan de andere kant: maak ik mezelf niet ook een beetje gek met zoiets?’
Het verhaal van Coen
‘Ik heb altijd getwijfeld of het vaderschap wel voor mij is weggelegd. Ik heb niet zoveel met kinderen. Als ik om me heen keek zag ik vaders dingen doen waarvan ik dacht “dat kan ik helemaal niet”. Maar helemaal uitsluiten deed ik het ook niet. Het idee dat mijn leven er altijd hetzelfde uit zou zien was óók een gek idee. Het voelde toch een beetje onaf, als een klein leven. Toen Marit thuiskwam met hard rammelende eierstokken ben ik haar dan ook gevolgd. Ik weet niet of ik zelf ooit de knoop had doorgehakt en er kwamen zoveel emoties los bij haar dat ik ook niet zo goed meer wist waar we nou eigenlijk op aan het wachten waren. Het ging allemaal heel erg snel, dat was best een beetje schrikken. Na drie maanden was ze al zwanger en dan weet je: dit gaat écht gebeuren. Vanaf dat moment was ik meteen all in. Ik wilde alles zo bewust mogelijk meemaken, ging mee naar elke afspraak. Ik bleek veel zorgzamer te zijn dan ik mezelf altijd had wijsgemaakt en dat was een kant van mezelf die me erg beviel.
Toen onze zoon er eenmaal was, ben ik een dag minder gaan werken om met hem te kunnen zijn. Ik zie veel vaders in mijn omgeving fulltime werken en weinig tijd met hun kind doorbrengen, dat wilde ik niet. Ik wil een betrokken vader zijn. Ik heb een hele fijne jeugd gehad, maar mijn ouders hadden een hele traditionele rolverdeling waarbij mijn vader werkte en mijn moeder zorgde. Dat wilde ik niet voor mezelf en niet voor m’n zoon. Ik vind het heerlijk om samen met hem een beetje te klussen, te spelen en dingen te maken. Sowieso vind ik het vaderschap leuker dan ik had verwacht. Natuurlijk, het is ook zwaar. Maar de leuke kanten hebben absoluut de overhand.
En toch zou ik het niet nog eens willen doen. Ik heb echt ontzettend sterk het gevoel dat mijn gezin compleet is. Ik heb een vrolijk, gezond mannetje en een prachtige vrouw. Het is helemaal goed zo. Dat gevoel kan ik ook niet zo goed uitleggen, het is er gewoon. Zoals dat gevoel bij Marit er ook “gewoon” is. Wat misschien ook een beetje meespeelt is dat ik heel erg lang getwijfeld heb over één kind. Nu voor een tweede kind gaan zou opnieuw voelen alsof ik een compromis sluit. Dat vind ik lelijk van mezelf, maar speelt wel mee. Het luisteren van de podcastserie De Tweede gaf me veel inzichten. Zo leerde ik dat veel mensen ongelukkiger zijn na het krijgen van een tweede kind, vooral vaders. Maar ik voelde me door die podcast vooral gesteund in m’n wens om het bij één kind te laten. Het doorsnee gezin heeft toch meer dan één kind, daar ligt ook wel druk op vanuit de maatschappij. Horen dat er meer mensen zijn die niet voor een tweede willen gaan maakte dat ik naar m’n gevoel durfde te luisteren.
De keerzijde van de medaille is natuurlijk wel dat door mijn keus Marits wens opzij geschoven wordt. Dat voelt echt rot. We zijn het gewoon echt niet eens. Soms proef ik bij Marit ook nog wel wat twijfel, maar onderaan de streep wil ze het wel echt. We zijn normaal gezien altijd twee handen op één buik. We vinden eigenlijk altijd hetzelfde mooi, leuk en handig, dus het over zoiets wezenlijks oneens zijn voelt heel onwennig. Maar echt strijd voeren doen we niet, nee. Daar zijn we de types ook niet naar. En toch: één van ons zal water bij de wijn moeten doen. Of eigenlijk: moeten toegeven. Dat beseffen we allebei dondersgoed. De deur is wat mij betreft echt dicht, maar dat vind ik moeilijk om toe te geven omdat ik Marit daarmee teleurstel. Ik wil natuurlijk niet degene zijn die er straks voor heeft gezorgd dat ze op haar sterfbed zegt: “Had ik maar..” Maar ja, moet ik daar mijn eigen gevoel dan maar volledig voor opzij zetten? Zeg nooit nooit, natuurlijk, tien jaar geleden had ik ook niet gedacht nu één kind te hebben. Maar diep in m’n hart weet ik: het is genoeg zo.
Het topic “de tweede” speelt momenteel heel actief in ons leven. Niet elke dag, maar het is wel regelmatig het onderwerp van gesprek. En dat is goed, want alleen zo komen we eruit. Onze relatie is ontzettend sterk en ik weet zeker dat we hier samen doorheen komen. We zullen nooit weten of we gelukkiger zouden zijn geweest met twee kinderen als het er bij één blijft en andersom. Maar ik denk dat de tijd voor mezelf die ik nu nog heb en die ik heel belangrijk vind me vooral heel gelukkig maakt. Ik heb gemerkt dat er een enorm taboe rust op heel bewust geen tweede willen. Het is zielig voor die eerste, of het zou komen omdat je die eerste niet leuk genoeg vindt, ofzo. Ik heb gekozen voor één kind, niet voor twee en ik denk dat het belangrijk is dat mensen zich realiseren dat één ook een optie. Je hoeft je gevoel niet opzij te zetten omdat de maatschappij dat van je eist. Denk er goed over na, dat is het belangrijkste dat ik mensen mee wil geven.’