Sommige mensen weten soms al niet goed hoe ze de dag (laat staan het jaar) moeten doorkomen met één kind (ik, ik ben het), sommige vrouwen draaien hun hand niet om voor een heuse roedel. Kristel* is zo’n vrouw. Niet alleen haar hart laat zich makkelijk oprekken, ook haar vermogen tot het in goede banen leiden van het moederschap in combinatie met een uitdagende academische carrière is nogal groot. Ze behoort naar eigen zeggen tot die types die ‘nou eenmaal graag zorgen’. Als moeder van drie kinderen, waarvan één met een grotere zorgvraag dan gemiddeld, mocht ze het moederschap al een paar keer ervaren. Toch verlangt ze in haar hart naar nog een kindje. Nog één keer zwanger, nog één keer dat piepkleine, nog één keer alles opnieuw.
Maar wanneer is het genoeg? En wanneer is een diepgevoelde wens niet langer doorslaggevend in de keuze voor nog een kind? De klok tikt. Hoe maakt ze de afweging of ze, net nu al haar kinderen bijna allemaal uit de luiers zijn, het nog één keer wil proberen? En hoe maak je dat bespreekbaar bij je partner?
Ik interviewde Kristel en vroeg me vooral af: wanneer slaap jij eigenlijk?
*Kristel wil graag anoniem blijven, daarom is dit een gefingeerde naam.
